Vragen over Kerst. Alles over het feest van kerstmis!
   Alles over het feest van kerstmis!
Kerstmis
kerst

  Beroemde kerstverhalen
   Christmas carol
   Christmas stories
   De engel
   De kleine trommeljongen
   Een witte kerst
   De bron der wijzen
   Kerstspoken
   Wolven in de kerstnacht
   Fluit van de herdersjongen
   De drie koningen
   Meisje met de zwavelstokjes
   De rabbi en de herder
Kerstmis > Kerstverhalen > Beroemde kerstverhalen > De rabbi en de herder

De rabbi en de herder

De rabbi en de herder


Daniels vader was al twee weken niet buiten geweest en soms werd Daniel ’s nachts wakker en dan hoorde hij zijn vader in de kamer naast hem heen en weer lopen of hij hoorde hem zachtjes mompelen.

Het was begonnen na wat er gebeurd was in Bethlehem. Nee, het was eigenlijk nog eerder begonnen. Het was begonnen toen Daniels vader, rabbi Simon, bij koning Herodes moest komen, samen met nog drie andere schriftgeleerden.

Koning Herodes wilde weten waar de Messias geboren zou worden, omdat er mannen uit een ver land waren gekomen die op zoek waren naar ‘de Koning der Joden’ die volgens hen geboren moest zijn. De schriftgeleerden hadden gehoorzaam verteld wat er in de bijbel stond: de Messias zou geboren worden in Bethlehem. Rabbi Simon had wel tegen de andere rabbi’s gezegd dat ze Herodes eigenlijk niet moesten helpen, omdat hij een slechte koning was, maar niemand had verwacht dat Herodes zijn soldaten naar Bethlehem zou sturen om alle kleine jongetjes te doden.

Sinds dat bericht in Jeruzalem was aangekomen, was rabbi Simon er ellendig aan toe. Hij had de koning verteld dat de Messias in Bethlehem geboren zou worden. Hij had die mannen uit het verre land niet gewaarschuwd en ook de mensen in Bethlehem niet. Hij voelde zich heel erg schuldig. Twee van de andere rabbi’s hadden gezegd dat hij zich het niet zo aan moest trekken, dat het alleen maar de schuld van Herodes was, maar zo kon rabbi Simon niet denken.

Daniel zag het verdriet van zijn vader en voelde zich machteloos. Hoe kon hij hem ooit helpen om hem weer gelukkig te laten zijn? Het leek wel alsof zijn vader alleen nog maar met God praatte en hem keer op keer om vergeving vroeg. Maar had hij werkelijk schuld aan wat er gebeurd was? Had rabbi Izaäk niet net zoveel schuld? En rabbi Eleazar en rabbi Joash?

Op een morgen vroeg zaten Daniel en zijn vader nog aan tafel toen er op de deur van hun huis werd gebonkt, zo hard dat Daniel bang was dat de soldaten van de koning er waren om zijn vader op te halen. Maar het waren geen soldaten; het was Benjamin, een schapenhandelaar die twee jaar geleden voor de duur van een jaar uit de tempel was verbannen omdat hij ruzie had gemaakt op het tempelplein. Benjamin was een reus van een man en hij was destijds erg boos geweest op Daniels vader, omdat die tegen hem getuigd had. Wat kwam hij nu doen? Betekende dit nog meer problemen?

Rabbi Simon was opgestaan en hij duwde Daniel achter zich om hem te beschermen, maar Benjamin was al binnen en aan een touw trok hij een schaap met zich mee. Hij bond het schaap aan de tafel en gaf de vader van Daniel een klap op zijn schouder. ‘Rabbi Simon, dit was ik u nog schuldig’, zei hij en hij lachte bulderend. Rabbi Simon keek verbijsterd naar het schaap en toen weer naar Benjamin, die ondertussen Daniel een knipoog gaf. De man zag er zo vrolijk en vriendelijk uit, dat Daniel ineens helemaal niet bang meer voor hem was. ‘Waarom krijgt mijn vader een schaap van u?’ flapte hij eruit en hij schrok ervan dat hij zich zomaar met de zaken van zijn vader bemoeide. ‘Dat is een goede vraag!’ lachte Benjamin, ‘en een goede vraag verdient een goed antwoord. Rabbi, mag ik u vertellen wat er gebeurd is?’ Rabbi Simon knikte en besefte blijkbaar ineens dat zijn gastvrijheid tot op dit moment te wensen overliet en hij liet eten en drinken brengen voor zijn gast. ‘Laat je dienaren er maar bij blijven’, zei Benjamin, ‘dit is een zaak die iedereen aangaat, dus hoe meer volk, hoe beter het is!’ En zo zaten en stonden even later alle dienaren in de eetkamer toen Benjamin zijn verhaal vertelde.

‘Jullie weten allemaal wel dat ik niet zo’n brave jongen ben. Ik ben nogal een driftkop en twee jaar terug heb ik me behoorlijk misdragen op het tempelplein, zoals jullie meester ook over mij getuigd heeft. Niet dat ik het daarmee eens was!’ Benjamin lachte weer bulderend en bijna vanzelf lachten sommige dienaren met hem mee. ‘Ik was het er helemaal niet mee eens. Ik vond dat ik slecht behandeld was en ik was zelfs van plan om het rabbi Simon nog eens betaald te zetten dat hij tegen mij getuigd had.
Ik had de nodige moeite om weer aan werk te komen en daarom was ik wel gedwongen om uit Jeruzalem te vertrekken. Ik heb rondgetrokken en mezelf verhuurd voor allerlei werk en zo kwam ik in Bethlehem terecht. Daar heb ik me verhuurd als schaapherder en ik dacht wat te kunnen sparen en misschien weer een bedrijfje op te kunnen zetten. Maar toen is er iets gebeurd. Iets zoals je nog nooit gehoord hebt en waarvan ik niet had durven dromen dat het zou kunnen bestaan. En zeker niet dat het mij zou overkomen!’ Hij keek de kamer rond en het leek ondenkbaar dat hij ooit ruzie gezocht zou hebben op het tempelplein. Alles aan hem straalde warmte en tevredenheid uit. Daniel besefte ineens dat hij nog nooit iemand had gezien die er zo gelukkig uitzag.

Benjamin gaf hem weer een knipoog en vertelde verder. ‘Het was een heldere nacht en we waren met een hele groep buiten, je kent dat wel, alle schapen bij elkaar en dan om de beurt de wacht houden zodat je ook eens de tijd krijgt om te slapen. Ik kan niet zeggen dat die jongens mijn beste kameraden waren, maar we deden ons werk en we zaten bij elkaar en dronken wat.
En toen gebeurde het. Zomaar ineens, midden in de nacht, gewoon in het veld bij de schapen, stond er ineens een engel bij ons. Een echte engel! Zoals in de oude verhalen, toen de profeten engelen zagen! En die engel stond bij óns, een stelletje doodgewone herders. Echt, je weet niet wat je meemaakt.’ Benjamin schudde zijn hoofd bij de herinnering en lachte weer. ‘Ik was bang, dat wil ik je wel zeggen. En ik was niet de enige! We waren allemaal doodsbenauwd. Ik weet niet hoe ik  het uit moet leggen, maar die engel gaf een soort van licht, en geen gewoon licht: het was alsof dat licht scheen tot in de donkerste hoekjes van je ziel en je je nergens meer kon verstoppen. Ik had wel onder de grond willen kruipen!

Maar die engel zei dat we niet bang hoefden te zijn en hij begon me toch te vertellen! Hij was helemaal gelukkig en hij vertelde dat God van ons hield en dat de Messias gekomen was! De Koning die ons allemaal zal bevrijden! En echt, we wisten niet wat we zagen; ineens was de hele hemel vol licht en overal waren engelen. En zingen! Zulk zingen heb je nog nooit gehoord. Dat zingen ging recht naar je ziel.

En toen zei die engel dat we naar de Messias toe moesten gaan. Nou ja, naar een koning toegaan? Ik zeker! Als ik me vertoon bij het koninklijk paleis, word ik zeker weggestuurd! Maar deze koning, weet je wat het was? Die engel zei dat hij geboren was in een doodgewone stal en dat hij niet eens een wieg had, maar dat ze hem in een voerbak neer hadden gelegd. En die engel was er blij mee! Alsof dat het beste was wat je maar kunt bedenken!

Dus toen de engelen weg waren, toen zeiden wij tegen elkaar dat we gerust konden doen wat ze zeiden. We hadden zo’n gevoel dat we ons die nacht geen zorgen hoefden te maken over de schapen en bij een doodgewone stal zouden ze ons niet wegsturen. Dus we zijn dat kindje gaan zoeken. Toen we onderweg waren, kreeg ik het toch weer benauwd. Ik moest denken aan wat ik toen geflikt heb op het tempelplein en dat ik elke dag nog tegen mezelf zei dat ik u, rabbi Simon, nog een keer terug zou pakken. Ik voelde wel dat ik daarmee niet bij een Messias aan kon komen en tegen de tijd dat we bij die stal kwamen, durfde ik nauwelijks meer naar binnen. Maar de andere jongens trokken me mee en voor ik het wist, stond ik binnen. En man, ik kan het haast niet uitleggen, maar daar gebeurde het.
Die moeder was nog maar een jong grietje en haar man had voor haar een soort bed gemaakt in het stro. En vlak naast haar stond een voerbak en daarin lag, precies zoals de engel gezegd had, een pasgeboren kindje. Je zou zeggen, niks bijzonders, maar wij gingen vertellen wat er gebeurd was en we werden blij!

We stonden daar zelf bijna te zingen in die stal! En toen gebeurde er iets in mij, dat kan ik haast niet uitleggen. Het was net alsof al die boosheid en alles wat fout zat in mij, alsof dat weggehaald werd. Alsof alles van binnen helemaal schoon werd gemaakt, zo schoon alsof ik zelf een pasgeboren kindje was. Ik keek naar dat kindje en ik voelde zo’n vrede, zo’n geluk, alsof de hele wereld nieuw was. Ik voelde ineens dat God van mij houdt. Niet omdat ik het goed gedaan heb of omdat ik zo sterk ben of zo slim, maar gewoon om mijzelf.

En die nacht besloot ik dat ik iets goed te maken had aan rabbi Simon. Omdat ik hem zo lang verwenst heb en me zolang voorgenomen had om hem kwaad te doen. Daarom moest ik juist iets goeds doen en dus heb ik eerst netjes mijn tijd uitgediend zoals ik het afgesproken had en van mijn geld heb ik een goed schaap gekocht voor de rabbi.’ En Benjamin klopte het schaap op haar kop en keek zielstevreden naar rabbi Simon.

Daniel slaakte een diepe zucht en keek naar zijn vader. Rabbi Simons handen trilden en hij zag er ineens heel zwak en kwetsbaar uit. ‘Benjamin’, zei hij zachtjes, ‘weet jij wat er twee weken geleden in Bethlehem is gebeurd?’ Nu keek ook Benjamin ernstig en hij knikte. ‘U bedoelt wat de soldaten van Herodes gedaan hebben. Dat is verschrikkelijk en Herodes wou vast en zeker dat kindje doden. Die wil geen Messias, die wil zelf koning zijn. Maar ik zal u iets vertellen: hoe erg het ook is wat Herodes gedaan heeft, hij kan niet verhinderen dat de Messias voor ons gekomen is! Voordat hij zijn soldaten stuurde, zijn de ouders met dat kindje vertrokken en waar ze nu zijn weet ik niet, maar ik weet zeker dat ze veilig zijn. God zelf zorgt voor dat kindje.’

Rabbi Simon keek naar Benjamin en Daniel zag dat hij nog niet gerust was. ‘Benjamin, weet je waarom die soldaten naar Bethlehem gingen?’ Benjamin stond op en liep naar rabbi Simon toe. Hij legde zijn grote hand op zijn schouder en glimlachte tegen hem. ‘Ik weet waarom ze gekomen zijn en daarom had ik nog meer reden om hierheen te komen. De soldaten zijn gekomen omdat de schriftgeleerden aan Herodes verteld hebben dat in Bethlehem de Koning der koningen geboren was. Nu vindt u dat het uw schuld is dat de soldaten naar Bethlehem gekomen zijn. Maar als ik één ding geleerd heb in de nacht dat de Messias geboren werd, dan is het wel dit: God houdt van ons en hij wil ons graag vergeven. Al onze rotzooi, al ons geknoei wil Hij ons vergeven. God heeft mij een nieuwe kans gegeven en ik geloof met m’n hele hart dat Hij u ook een nieuwe kans wil geven.’

Benjamin trok de rabbi naar zich toe en omarmde hem en rabbi Simon begon zomaar te huilen. De geleerde Simon, de hooggeachte schriftgeleerde die zo rijk en belangrijk was, stond daar te huilen bij een schaapherder, en niet eens een gewone schaapherder, maar Benjamin: de man waar twee jaar geleden nog verontwaardigd over gesproken werd omdat hij het tempelplein ontheiligd had!

Die avond gaf Daniels vader een feestmaaltijd en Benjamin de schaapherder was de eregast. Rabbi Izaäk was ook gekomen. Rabbi Eleazar en rabbi Joash waren uitgenodigd, maar ze wilden niet komen. Daniel besefte ineens dat zijn vader en rabbi Izaäk spijt hadden gekregen en God om vergeving hadden gevraagd. De andere twee rabbi’s zeiden nog steeds dat ze niets fout hadden gedaan en dus geen vergeving nodig hadden.

Wat was het toch gelukkig om spijt te hebben en vergeving te krijgen! Daniel nam zich voor om later, als de Messias een man zou zijn geworden, om Hem dan op te gaan zoeken. De Koning van de vergeving, de Koning van de vrede, die wilde hij heel graag leren kennen!






Vragen over Kerst | Contact | Privacy Policy | Sitemap | Kerst links | copyright © vragenoverkerst.nl